Inflatie in oktober -0,4 procent bij snelle raming; 5,1 procent exclusief energie
Bij de snelle raming was de inflatie -0,4 procent in oktober 2023, meldt het CBS. Deze raming is berekend op basis van nog onvolledige brongegevens. In september waren consumentengoederen en –diensten 0,2 procent duurder dan een jaar eerder. De inflatie wordt elke maand gemeten als de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (CPI) ten opzichte van dezelfde maand in het voorgaande jaar.
Dat de inflatie in oktober negatief is, komt volledig doordat de energieprijzen in oktober 2022 bijzonder hoog waren. Exclusief energie bedroeg de inflatie bij de snelle raming 5,1 procent. In september was dat 5,5 procent. In de eerste helft van 2023 was de inflatie zonder energie en motorbrandstoffen hoger dan nu, met een piek van 8,1 procent in februari en maart.
De daling van de inflatie wil niet zeggen dat de prijzen in oktober 2023 zijn gedaald ten opzichte van september 2023. De CPI geeft ook inzicht in de prijsontwikkeling ten opzichte van een maand eerder. Volgens de snelle raming waren prijzen voor consumenten in oktober 0,5 procent hoger dan in september.
Prijsontwikkelingen op korte termijn
De CPI geeft niet alleen inzicht in de prijsontwikkeling ten opzichte van een jaar geleden (de inflatie), maar ook ten opzichte van de voorgaande maand. Bij de snelle raming stegen de prijzen voor consumenten in oktober 2023 met 0,5 procent ten opzichte van september 2023.
Een kanttekening bij een vergelijking tussen twee verschillende maanden in het jaar is dat rekening moet worden gehouden met de invloed van het seizoen. Zo zijn bijvoorbeeld vliegtickets in vakantiemaanden duurder dan in maanden buiten het vakantieseizoen. De prijzen zijn dan tijdelijk hoger, maar dit is geen structurele prijsstijging. Door deze seizoensinvloeden zijn ontwikkelingen maand op maand vaak volatieler dan ontwikkelingen jaar op jaar.
Grote invloed prijsontwikkeling energie op inflatie
De prijsontwikkeling van energie (gas, elektriciteit en stadsverwarming) heeft al geruime tijd een grote invloed op het verloop van de inflatie. Dit komt met name door de hoge prijzen vorig jaar. In de tweede helft van 2022 namen de energieprijzen in de CPI fors toe, met een piek in oktober 2022. Mede daardoor werd er in die periode een hele hoge inflatie gemeten. De prijzen van energie in de CPI zijn nu een stuk lager dan in 2022. Omdat de inflatie wordt gemeten als de ontwikkeling van de prijzen ten opzichte van dezelfde maand in het voorgaande jaar, valt de inflatie nu lager uit.
Voor het meten en verwerken van de energieprijzen in de CPI gebruikt het CBS vanaf juni 2023 een nieuwe methode. Op 30 juni publiceerde het CBS een achtergrondartikel waarin het in meer detail uitlegt wat de overstap betekent voor de CPI, de inflatie en het gebruik van de CPI voor indexeringsdoeleinden.
Prijsontwikkeling productgroepen
Bij de snelle raming maakt het CBS naast het inflatiecijfer ook de prijsontwikkeling van een aantal productgroepen bekend. Deze productgroepen zijn samentellingen van bestedingscategorieën op een bepaald thema, zoals alle diensten. Op 7 november wordt van alle categorieën in de CPI de prijsontwikkeling gepubliceerd.
Snelle raming HICP
Het CBS publiceert sinds 1996 twee verschillende cijfers voor inflatie. Een op basis van de consumentenprijsindex (CPI), en een op basis van de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). De snelle raming van de inflatie in Nederland volgens de HICP was in oktober -1,0 procent. In september was de inflatie -0,3 procent.
Om de inflatie tussen landen te kunnen vergelijken, berekenen de lidstaten van de Europese Unie (EU) een consumentenprijsindex volgens internationaal afgesproken definities en methoden. Eurostat berekent op basis van de HICP-cijfers van alle EU-landen de inflatie voor de eurozone en de Europese Unie. De Europese Centrale Bank gebruikt de HICP voor het monetaire beleid in de eurozone. Daarnaast maken de meeste landen nog een eigen, nationale prijsindex.
Het belangrijkste verschil tussen de CPI en de HICP voor Nederland is dat de HICP, in tegenstelling tot de CPI, geen rekening houdt met de kosten van het wonen in de eigen woning. In de CPI worden deze kosten berekend aan de hand van de ontwikkeling van woninghuren. Dit is echter niet het enige verschil. In een publicatie worden deze verschillen verder toegelicht.
Bron: CBS