Inflatie in juli 4,6 procent bij snelle raming
Bij de snelle raming was de inflatie in juli 4,6 procent, meldt het CBS. Deze snelle raming is berekend op basis van nog onvolledige brongegevens. In juni waren consumentengoederen en -diensten 5,7 procent duurder dan een jaar eerder. Op 8 augustus worden de reguliere cijfers van de consumentenprijsindex (CPI) gepubliceerd.
Een inflatie van 4,6 procent in juli 2023 betekent dat de prijzen van consumentenproducten 4,6 procent hoger zijn dan in juli 2022. De inflatie van 4,6 procent in juli komt dus niet bovenop de inflatie van 5,7 procent in juni.
Effect van methodeverandering op inflatie
Het CBS gebruikt vanaf juni 2023 een nieuwe methode om energieprijzen te meten en verwerken in de CPI. Voor de nieuwe methode worden contractgegevens van huishoudens bij energieleveranciers verzameld. Op basis van deze data wordt nauwkeuriger berekend welke tarieven huishoudens werkelijk voor gas en elektriciteit betalen. Bij de oude methode werden alleen prijzen van nieuwe contracten die huishoudens bij energieleveranciers kunnen afsluiten gebruikt.
De methodeverandering heeft gevolgen voor het inflatiecijfer. De inflatie in juli 2023 is het verschil tussen de CPI van juli 2023 en de CPI van juli 2022. De huidige CPI gebruikt de nieuwe methode voor energieprijzen, maar de CPI van juli 2022 gebruikte nog de oude methode. Dat betekent dat er in het inflatiecijfer van juli 2023 een zogeheten ‘methodebreuk’ zit. Op 30 juni publiceerde het CBS een achtergrondartikel waarin het in meer detail uitlegt wat de overstap betekent voor de CPI, de inflatie en het gebruik van de CPI voor indexeringsdoeleinden.
Snelle raming HICP
Het CBS publiceert sinds 1996 twee verschillende cijfers voor inflatie. Een op basis van de consumentenprijsindex (CPI), en een op basis van de Europees geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). De snelle raming van de inflatie in Nederland volgens de HICP was in juli 5,3 procent. In juni was de inflatie 6,4 procent.
Om de inflatie tussen landen te kunnen vergelijken, berekenen de lidstaten van de Europese Unie (EU) een consumentenprijsindex volgens internationaal afgesproken definities en methoden. Eurostat berekent op basis van de HICP-cijfers van alle EU-landen de inflatie voor de eurozone en de Europese Unie. De Europese Centrale Bank gebruikt de HICP voor het monetaire beleid in de eurozone. Daarnaast maken de meeste landen nog een eigen, nationale prijsindex.
Het belangrijkste verschil tussen de CPI en de HICP voor Nederland is dat de HICP, in tegenstelling tot de CPI, geen rekening houdt met de kosten van het wonen in de eigen woning. In de CPI worden deze kosten berekend aan de hand van de ontwikkeling van woninghuren. Dit is echter niet het enige verschil. In een publicatie worden deze verschillen verder toegelicht.